Psychologenpraktijk Cocky Minderhoud

Loslaten

Ik sta ermee op en ik ga ermee naar bed. Met denken. Met piekeren. Ik kan het niet stoppen. Het

gaat maar door. Ik moet eruit zien te komen. Maar het maakt me gek.

Madeleine heeft een probleem. En dat moet opgelost worden, want zo gaat het niet langer. Ze

heeft al van alles geprobeerd, maar niets heeft geholpen.

Ze maakt zich grote zorgen over haar broertje. ''Eigenlijk is hij niet echt een broertje meer, want hij

is langer dan ik'', zegt ze, ''maar hij blijft toch mijn kleine broertje.''

Het broertje is inmiddels ruimschoots de twintig gepasseerd, maar niet erg verstandig in zijn

keuzes. Hij heeft zijn school niet afgemaakt en heeft af en toe een baantje, maar nooit voor lang.

Het werk is niks of de baas deugt niet, Madeleine weet nooit precies wat er mis gaat, maar binnen

de kortste keren staat hij weer op straat. Zodat hij weer kan rondhangen met zijn foute vriendjes.

''Ik heb op hem ingepraat'', zegt ze. ''Maar hij lacht alles weg. Zelfs zijn schulden. Ik krijg hem maar

niet aan zijn verstand gepeuterd, dat hij zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Hij doet het

gewoon niet."

En daar zit vooral Madeleines probleem. Ze wil haar broertje veranderen. Ze wil zijn houding

veranderen. Zijn denken. Zijn mentaliteit. En daarvoor zoekt ze hulp. Om de juiste woorden te

krijgen, waarmee ze hem kan overtuigen. Over die juiste woorden ligt ze 's nachts te piekeren. En

over alles wat er mis kan gaan met hem. Ze is bang dat hij op verkeerde manieren aan geld komt.

Dat hij opgepakt wordt. ''Verder durf ik niet eens te denken'', zegt ze. ''Maar het maakt me bang.''

Madeleine is natuurlijk een geweldige zus. Ze is vol liefde en trouw en wil dat ook graag omzetten

in daden. Dat doet ze door haar broertje als het ware op de schouders te dragen. Ze wil alles voor

hem doen.

''Er moet toch een manier zijn om hem te veranderen'', zegt ze. ''Ik doe iets fout, dat besef ik wel.

Vertel me alsjeblieft wat ik anders moet doen.''

Natuurlijk zijn Madeleines zorgen terecht, er is geen enkele reden om die te bagatelliseren. Maar

de oplossing die ze van mij wil, die kan ik haar niet geven. Alle wijze en waarschuwende woorden

zijn al gezegd. Zowel door Madeleine als door haar ouders. En er werd niet naar geluisterd.

Madeleine denkt dat zij degene is, die haar broertje moet redden. Ze denkt ook dat zij degene is

die dat kàn. Als ze maar zou weten hoe.

En daar zit haar eigen denkfout. Ze is niet zo machtig als ze wel denkt. Haar gepieker leidt helemaal

niet tot oplossingen, maar maakt haar alleen maar moe. En haar broer gaat intussen door met zijn

eigen leven. Zij heeft geen macht over de keuzes die hij maakt of juist niet maakt.

''Maar kan ik dan niks doen?'' vraagt Madeleine vertwijfeld. ''Ik kan hem toch niet zomaar de

vernieling in laten gaan!''

Gelukkig kan ze nog heel veel doen. Ze kan hem af en toe een stukje van haar tijd en aandacht

geven. Ze kan hem af en toe een wijze, zusterlijke raad geven, zoals ze nu ook al doet. Als ze maar

niet denkt, dat ze daar al haar energie in moet leggen. Als ze maar niet krampachtig haar best doet

om het in zijn hoofd te stampen. Ze mag het zeggen en dat is het dan. Ze geeft hem als het ware

een stukje advies, een wijs woord en daarna is het aan hem, wat hij ermee doet. Dat is zijn

verantwoordelijkheid, of ze dat nu leuk vindt of niet.

Er is nog iets dat ze kan doen.

Als ze het idee, dat zij macht heeft over het levensgeluk van haar broer, kan loslaten, komt er

ruimte voor andere gedachten. Gedachten over God, bij wie ze terecht kan met haar zorgen. Niet

om aan God te vragen of hij haar uitgepiekerde ideëen wil uitvoeren, maar om te erkennen dat

God machtig is om mensen te veranderen. Om te erkennen dat God haar kent en haar broertje

ook. Dat ze al haar zorgen bij Hem mag brengen. Dat Hij alles al weet en dat haar broer bij Hem in

veel betere handen is, dan bij haar.

''Ik moet hem loslaten", zegt ze aarzelend. ''Dat voelt heel fout. Alsof ik hem in de steek laat.''

Ze kijkt naar haar handen en begint dan zacht te lachen.

''Ik zie opeens hoe weinig ik kan met deze handjes'', zegt ze. ''Wie denk ik wel dat ik ben!''

Ze laat haar handen eens lekker wapperen. ''Tjonge, dat lucht op'', zegt ze dan.

Maar meteen is ze weer ernstig. ''Ik wil hem niet in de steek laten. Ik wil er wel voor hem zijn.''

Maar ze hoeft haar broertje niet in de steek te laten. Wat ze los mag laten is het idee dat ze zijn

redder is. Het idee dat ze macht heeft over zijn levensgeluk.

Loslaten is geen hardheid of onverschilligheid. Loslaten is de last van je afleggen, die je zelf op de

schouders hebt genomen.

Maar je kunt er nog steeds voor iemand zijn, je kunt nog steeds meeleven of adviezen geven, ook

al lijken die vooral niet opgevolgd te worden. Het is frustrend en verdrietig als dat gebeurt, daar

weet Madeleine alles van. Ook met dat verdriet en met die frustratie mag ze naar God gaan.

Misschien gaat dan het niet precies, zoals zij het zelf heeft bedacht. Maar het is de beste plaats om

naar toe te gaan met haar zorgen, niet alleen voor haar broertje, maar ook voor haarzelf. In

Filippenzen 4 staat het zo mooi geschreven:

Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met

dankzegging bekend worden bij God; en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw

harten en gedachten bewaken in Christus Jezus.