Psychologenpraktijk Cocky Minderhoud

Vullen in plaats van voelen

Soms ga ik er bewust op uit. Dan stap ik op mijn fiets en race naar de winkel met maar één

doel: roze koeken kopen. Van die grote. Ik koop gerust drie of vier pakken tegelijk. Het kan

ook zijn dat ik geen koeken koop, maar chips. Of allebei. Koeken én chips. Ik hoop altijd dat

ik geen bekenden tegenkom, want ik schaam me verschrikkelijk. Maar toch doe ik het. Het

is een drang, die ik niet kan weerstaan.

Het is Carola, die dit schaamtevol bekent. Carola, die van zichzelf zegt dat ze geen

zelfdiscipline heeft en geen maat kan houden. Carola, die altijd worstelt met afvallen en

aankomen, maar zich daarin een grote mislukkeling vindt. Want al kan ze soms een dag

zichzelf goed in de hand hebben, zoals ze dat noemt, 's avonds kan er zomaar een roze

koeken-aanval optreden en is alles weer mislukt.

Zomaar? Die plotselinge behoefte aan roze koeken of aan chips komt natuurlijk niet uit de

lucht vallen. Er is altijd wel een aanleiding voor. Carola hoeft geen moeite te doen om die

te bedenken. Het gebeurt altijd als ze niet lekker in haar vel zit, zegt ze. Als ze moe is. Als er

dingen niet willen lukken en ze niet blij is met zichzelf. Als ze zich eenzaam voelt of

afgewezen of gekwetst. Al die dingen bezorgen haar een vaag onaangenaam gevoel. En dan

krijgt ze behoefte aan lekkers. Koeken dus. Of chips. Als het heel erg is, gaat ze er zelfs

speciaal voor naar de winkel. Maar meestal neemt ze genoegen met wat er in huis is.

Eten als troost. Eten om niet te hoeven voelen. Carola heeft het al jong geleerd. Een

snoepje als troost. Dan vergat je de pijn. En ooit, ergens onderweg, ging ze zichzelf troosten

met koekjes en snoepjes en chips. Vullen, om niet te hoeven voelen. Het werkte. Een

poosje. Want na afloop voelde ze zichzelf juist slechter dan daarvoor. Omdat ze zichzelf een

zwakkeling vond, een loser. Eten werd niet alleen een vriend, maar ook een vijand. Hoe kun

je leven met deze tegenstrijdigheid?

Het probleem van Carola is niet alleen dat ze van al dat gesnoep te dik wordt of dat het erg

ongezond is. Maar het belemmert haar ook de Carola te zijn, die ze zou willen zijn. Die ze

eigenlijk is. Ze ziet zichzelf nu als een slappeling, als iemand die niets kan bereiken.

In werkelijkheid is Carola gewoon een leuke vrouw, die zeker wel iets bereikt heeft. Ze

heeft een opleiding afgerond als verzorgende. Blijkbaar had ze daar wel genoeg

zelfdiscipline voor. Ze heeft een baan, waarin ze goed functioneert, ze runt ook nog een

huishouden met een man een twee kinderen en een hond. Maar toch, toch ligt er altijd

een gevoel van onvrede op de loer. Onvrede over wie ze is, hoe ze eruit ziet. Over de

dingen die ze gedaan heeft. Het was te weinig of niet goed genoeg.

Om die onvrede niet te hoeven voelen, gaat ze snoepen. Maar daardoor wordt die onvrede

in stand gehouden. Want snoepen geeft na afloop weer een gevoel van onvrede en zo is

het kringetje weer rond.

Het begint dus niet bij eten of snoepen, maar bij de gedachten die Carola heeft over

zichzelf. Je bent een slappeling! Je hebt geen zelfdiscipline! Je bent een vreetzak! Deze

afkrakende boodschappen helpen haar niet echt verder, maar versterken juist haar

negatieve gevoel. Het is alsof er een innerlijke saboteur bezig is, die haar helemaal lamlegt.

Die de ene keer zegt: Je bent nu zo moe, je hebt echt wel wat lekkers verdiend. En

vervolgens: Wat heb je nu weer gedaan, je weet ook nooit maat te houden! Of: Dit gaat

nooit goed komen met jou, je bent echt een zwakkeling!

Carola gaat noteren welke boodschappen ze binnen krijgt van haar saboteur, zodat ze er

een patroon in kan ontdekken. Bovendien gaat ze erbij zetten wat voor gevoel die

berichten haar geven. En of ze nuttig zijn, of het haar helpt om ernaar te luisteren.

Al snel blijkt dat die boodschappen haar vooral moedeloos en machteloos maken. Maar

ook boos. Alsof ik een klein kind ben, dat zelf niet kan denken, zegt ze verontwaardigd. Ik

voel me eigenlijk enorm gekleineerd door die afkrakende stem in me en dat heb ik gezegd

ook. Ik heb gezegd: hoepel maar op met al je nutteloze adviezen, ik ben er helemaal klaar

mee! Wow, dat gaf wel een opgelucht gevoel!

Maar ja, vervolgt ze dan kleintjes, eigenlijk weet ik niet goed wat ik zonder die adviezen

moet doen. Wat moet ik dan doen als ik me rot voel? Ik snak op zo'n moment echt naar

die koeken en niet zomaar een beetje.

Het is een automatisme geworden. Elk onaangenaam gevoel roept de behoefte op aan

eten. Troosteten. Die koppeling is er meteen. Alsof alle nare gevoelens té erg zijn om te

verdragen.

Carola zal weer moeten ontdekken hoe dingen voelen. Moe? Wat voel je dan? Waar zit die

moeheid? In je hoofd? In je spieren? Overal? Ga moeheid eens voelen. Gespannen? Waar

zit die spanning? Wat voel je allemaal in je lijf? Laat het gewoon komen, benoem het en

accepteer het. Het hoeft niet weggeduwd te worden. Gevoelens hebben een functie. Ze

geven behoeften aan. Als je moe bent, heeft je lichaam waarschijnlijk geen behoefte aan

roze koeken, maar rust. Of aan een warm bad. Of slaap.

Het is een totaal nieuwe gedachte voor Carola. Ze vindt het eng. Haar saboteur begint

meteen op te spelen: Doe het niet, dat kun je niet aan! Dat kun je niet verdragen!

Na enig aarzelen geeft ze dan haar dappere weerwoord: Kan ik dat niet verdragen? Dat

zullen we dan wel eens zien!