Het is belachelijk dat ik er nog steeds last van heb. Van die sombere buien. En van die stomme
angst, dat het weer mis zal gaan. Er is helemaal geen reden voor. Als er nu iets was om bang voor
te zijn, oké, dan kan ik het begrijpen. Maar nu slaat het nergens op. De zorgen zijn voorbij, alles
loopt weer lekker, maar toch heb ik het nog af en toe. Ik wil er vanaf!
Karen is boos. En het is ook duidelijk op wie ze boos is. Op zichzelf. En op haar angst. En haar
stemmingen. Ze wil maar één ding: korte metten maken met dit soort zwakheden, die helemaal
niet bij haar passen, zodat ze weer de sterke, onverstoorbare Karen kan worden die ze zo graag wil
zijn.
Vorig jaar was voor haar een spannend jaar. Bij een zus werd borstkanker geconstateerd en kort
daarna ook bij een schoonzus. Heel heftig allemaal: de schrik, de angst: Hoe gaat dit aflopen? Ze
gingen de medische mallemolen in met operaties, chemo en bestralingen. Karen was bij allebei
nauw betrokken en hielp waar nodig was, ook in de gezinnen. Ze deed dat graag, ze is nu eenmaal
iemand die van aanpakken houdt. Dat het wel eens wat druk was, naast het werk in haar eigen
gezin en haar baan in de thuiszorg, nam ze voor lief. Karen is altijd iemand geweest van ''niet
zeuren maar doorgaan''.
Kwetsbaarheid
Uiteindelijk kwamen er weer positieve uitslagen en daarmee de hoop op herstel. Het gewone
leven kwam langzamerhand weer op gang. Maar toen kreeg Karen allerlei klachten die ze nog
nooit gehad had. Ze werd moe en tobberig en ook een beetje somber. Zo kwam ze bij mij.
Tijdens het eerste gesprek werd het Karen duidelijk dat haar klachten niet zo erg
verbazingwekkend waren. Ze had een aantal behoorlijk zware maanden achter de rug. Niet alleen
had ze heel hard gewerkt, het was ook allemaal erg spannend geweest. Bovendien werd ze van
heel dichtbij geconfronteerd met de kwetsbaarheid en de eindigheid van het leven. Je kunt zomaar
opeens levensbedreigend ziek worden en wat dan?
Karen was opgelucht dat er niets raars aan de hand was met haar. Alleen een beetje overbelast.
Oké, dat kan.
Voortvarend ging ze aan de slag om haar leven anders in te richten. Ze nam de tijd om
ontspannende dingen doen, zoals wandelen en lezen, en ze ging een weekje op vakantie met een
vriendin. Een week waarin ze veel geluierd had en veel gelachen. Ze was ervan opgeknapt en de
klachten werden minder. Maar helemaal weg bleven ze niet. Tot haar grote ergernis.
Het moet nu maar eens klaar zijn, vindt ze. Dat ik die klachten kreeg, begrijp ik nu wel. Het was me
gewoon allemaal teveel. Maar nu is er toch niets meer aan de hand? En toch heb ik soms van die
dagen dat het helemaal niet wil. Dan voel ik me weer zo moe, zo down. En dan ben ik bang dat het
nooit meer wat wordt met me.
Wat doe als je 's morgens wakker wordt en je merkt dat het zo'n slechte dag lijkt te worden? vraag
ik haar.
Dan spreek ik mezelf stevig toe, is het antwoord van Karen. Zo van: kom op, stel je niet aan! Hup,
doorgaan!
En, helpt dat? wil ik weten.
Nou nee, niet echt. Karen snapt het eigenlijk niet, want vroeger hielp het altijd. Gewoon niet
zeuren, doorgaan.
Paplepel
Karen heeft deze levensmotto's met de paplepel binnengekregen. Niet zeuren, doorgaan. Stel je
niet aan. Wees flink. Doe niet zo kinderachtig. Ze hoort het haar moeder nog zeggen.
En ze hebben altijd goed gewerkt. Ze hebben haar geholpen om dingen te doen waar ze geen in
had. Om door te zetten in moeilijke tijden. Om niet te blijven hangen in zelfmedelijden als dingen
tegen zaten.
Maar nu helpen ze niet meer. Nou ja, ze helpen haar wel om haar bed uit te komen en aan de slag
te gaan, ook als ze moe is en geen puf heeft om iets te ondernemen. Ze kunnen alleen niets met
vervelende gevoelens. Die blijven gewoon. Of ze worden zelfs erger.
Geduld of compassie hebben met gevoeligheden, met zwakte, dat heeft Karen niet zo
meegekregen. Ze heeft er alleen haar standaard-antwoord op: Doe-niet-zo-kinderachtig. In de
hoop dat het dan verdwijnt.
Hoe zou een klein meisje zich voelen als je zo tegen haar zou spreken? vraag ik haar.
Dat kan ze wel bedenken. Verdrietig, hulpeloos. Zoiets. Niemand zal zich beter gaan voelen, na
zulke ongevoelige bevelen.
Karen heeft zichzelf steeds afgestraft met harde woorden en voelde zich daarna in plaats van
alleen moe ook nog eens waardeloos en somber en bang. En daar wil ze graag van af. Ze wil graag
sterk zijn en alles aan kunnen. Dat is hoe ik ben, zegt ze. Ik wil niet zwak zijn.
Roestvrij staal
Maar wat nou als je het gewoon wel bent? Wat nou als blijkt dat je niet een roestvrijstalen bikkel
bent zonder gevoel, maar een gewoon mens met zowel sterke als kwetsbare kanten?
Boos worden helpt niet, daar zijn we inmiddels achter. Maar wat dan wel? Wat kun je doen op zo'n
dag waarop het allemaal niet lekker gaat?
Je zou kunnen luisteren naar je gevoel. Accepteren dat je niet lekker in je vel zit. Dat dit
waarschijnlijk geen superdag gaat worden. Gewoon vriendelijk omgaan met jezelf, zoals je met een
verdrietig kind zou doen.
In Karens oren klinkt dit in eerste instantie erg soft. Word je zo geen zielepiet? Een klagerig mens?
Nou nee, zo ver hoeft het niet te komen. Want als je jezelf serieus neemt, compleet met zwaktes
en gevoeligheden, hoef je geen energie meer te steken in strenge oordelen. Je bent dan niet meer
kinderachtig of waardeloos. Maar gewoon moe. Of down. Of angstig. Daar is niets verwerpelijks
aan. Het is er gewoon. En het is vervelend. Als je dat hebt geconstateerd, kun je er alsnog voor
kiezen om flink te zijn. Maar dan als een doordacht besluit in plaats van een blafferig bevel. Of
misschien wil je wel helemaal niet flink zijn en maak je die dag andere keuzes. Dat mag dan
allemaal.
Het klinkt zo logisch en zo simpel, zucht Karen. Waarom heb ik dat zelf nooit bedacht?