Ik ben hier omdat mijn vrouw dat wil. Zij vindt dat ik moet veranderen. Dat ik aardiger word. Meer
met haar praat. Beter luister. Ze heeft een hoop van die boeken. Je weet wel, over het huwelijk en
zo. Daarin staat het allemaal precies. Hoe je moet communiceren. Maar ik kan daar niks mee.
Als hulpverlener zucht je dan maar eens. Daar is er weer zo één. Iemand die gestuurd is. Die zelf
geen hulpvraag heeft, maar niet voldoet aan de eisen van een ander. En die daar dan iets aan wil
gaan doen en hulp gaat zoeken. Mannen die te bot zijn. Of juist te soft. Vrouwen die te onzeker zijn
en bij mij moeten leren hoe ze zelfverzekerder kunnen worden. Het komt allemaal voor. Ik verbaas
me nergens meer over.
Koen is zo'n man die door zijn vrouw gestuurd is. Hij is een grote man met grote handen, waarmee
hij hulpeloos gebaart, als hij het over communiceren heeft.
''Zij wil altijd praten. Over klussen die gedaan moeten worden. Over de opvoeding van de
kinderen. Over mij. Wat ik allemaal fout doe. Over wat haar dwars zit. Ik kan daar niks mee.''
Koen is van goede wil. Hij wil alles doen voor zijn vrouw. Klussen. Boodschappen halen. De
kinderen naar bed brengen. ''Maar het moet allemaal op haar manier. En daar heb ik geen zin in. Ik
vind het leuk om met de kinderen te stoeien. Grapjes te maken. Zij vindt dat te druk. En daar wil ze
dan over praten.''
Koen is opgegroeid in een jongensgezin. Vier broers had hij. In hun gezin werd gestoeid en
gevochten. Ze bouwden hutten, maakten zwaarden en geweren van hout en waren niet kleinzerig
uitgevallen. Koen was niet zo'n prater, hij was meer een doener. En dat is hij nog steeds.
Lieneke, zijn vrouw, is heel anders opgevoed. ''Zij noemt het liefdevoller'', zegt Koen. ''Ik noem
het...'' Hij zwijgt.
Ik moedig hem aan om verder te gaan. Koen is blijkbaar een man geworden die niet meer openlijk
zijn mening durft te geven. Lieneke, met haar boekjes, weet het toch allemaal beter.
Natuurlijk heeft ze gelijk en moet er gepraat worden. Als man en vrouw moet je weten van elkaar
hoe je dingen ziet en beleeft. Het is belangrijk om dingen met elkaar te delen. Wat je dwars zit.
Waar je enthousiast over wordt. Over je twijfels en onzekerheden. Over je opvattingen en
meningen. Maar ook over wat je van de ander niet prettig vindt. In een veilige relatie kan dat
gezegd worden. ''Ik vind het vervelend dat je je sokken naast de wasmand gooit en niet erin.'' Of:
''Ik kan er niet tegen dat je me niet steunt in de opvoeding van de kinderen. Ik vind dat we één lijn
moeten trekken.'' Twee heel verschillende voorbeelden, maar allebei belangrijk. Ze moeten veilig
besproken kunnen worden, zonder dat de één zich niet gehoord voelt of de grond in wordt
geboord.
Lieneke weet al die dingen. Ze heeft er genoeg boekjes over gelezen. Christelijke boekjes vooral. Ze
weet alles over liefde en trouw en communicatie. Koen niet. Net als de meeste mannen heeft hij
die boeken allemaal niet gelezen. Hij heeft het wel geprobeerd. ''Maar ik ben niet zo'n lezer'', zegt
hij. ''En ik kon er ook niks mee. Het is allemaal zo... ik weet niet... zo'n gezeur....''
En zo werd Lieneke de expert en Koen de botte man. Het patroon lag vast, zoals dat in veel
huwelijken gaat. Koen onderging gelaten het ''gezeur'' van Lieneke en deed zijn best een goede
man te zijn zonder veel woorden.
Maar er bleef één punt van onenigheid. Dat waren de kinderen. Daarover hadden ze de laatste tijd
vaak woorden. "Lieneke vindt dat ik haar afval. Dat ik haar niet steun", zegt Koen. ''Dat verwijt ze
me dan. Ik weet niet wat ik daar op moet zeggen.''
In werkelijkheid weet Koen heel goed, wat hij vindt. Hij vindt dat zij de kinderen te weinig vrij laat.
Ze vindt alles gevaarlijk en eng. Ze vindt Koen te wild met de kinderen en noemt dat
onverantwoord.
''Daarin staan we tegenover elkaar'', zegt Koen. ''En ik weet niet goed wat ik dan moet zeggen. Zij
komt dan met grote woorden aan. Dan klap ik dicht. Maar dat mag niet, want ze wil het uitpraten.
Maar er valt niet over te praten, want zij heeft altijd gelijk. Dus doe ik het maar niet meer.''
Dat is best jammer, want als je Koen vragen stelt, blijkt hij heel goed in staat te verwoorden wat
hem dwars zit. Hij maakt zich zorgen over zijn zoontje van vier.
"Hij heeft een moeder, die alles gevaarlijk vindt'', zegt hij. ''Op school zijn het allemaal juffen en
geen een meester. Hij heeft een zusje boven zich en onder zich. Wat moet daarvan terecht komen?
Wie leert hem hutten bouwen en soldaatje spelen? Wie leert hem om een man te worden?''
Lieneke, met al haar boekjes, heeft er nog één gemist. Zelf heb ik rijen boeken staan over huwelijk
en relatieproblemen en dat soort dingen. Maar het meest heb ik geleerd van het boek van John
Eldredge: ''De ongetemde man.'' Het heeft mij geleerd hoe mannen bedoeld zijn door God. Niet als
softe, communicerende mannen, maar als strijders en avonturiers. Ik weet niet of Lieneke dat
boekje kan waarderen. Het is wel heel erg anders.
Voor een volgend gesprek wil ik graag dat Lieneke er ook bij is. Zij moet ook nog wat dingen leren
over communicatie. Dat het niet alleen praten is, maar vooral luisteren. En vragen stellen. En
nieuwsgierig zijn naar de ander.